15 maart 2010 Groningen. Anjo van Wely

Het ontbreken van vrijheid van meningsuiting in de Nederlandse grondwet

"Het is nodig dat het volk vecht ter verdediging van de wet,
zoals het vecht ter verdediging van de muur."     Heraclitus

Vooraf

In de Nederlandse grondwet ontbreekt het recht op vrije meningsuiting. Wat er wel staat is een raadselachtige tekst over gedachten of gevoelens waarin drukpers, handelsreclame, radio, televisie, vertoningen of andere middelen van openbaring, voorafgaand verlof of toezicht, personen jonger dan 16 jaar en de wet gemixt worden tot een cocktail die suggereert dat iedere burger vrij is te denken en te spreken maar met behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet blijkt dat bepaalde meningsuitingen van burgers vervolgd kunnen worden. En waar vervolging is wordt vrijheid ontnomen of ingeperkt. Ergo, onze grondwet kent geen recht op vrije meningsuiting.
De politieke persoon die ronddwaalt in deze raadselachtige tekst is die van de hofnar. Zo lang de koning kan genieten van de grappen en grollen openbaart de hofnar vrijuit alles. Afgezien van de hofhouding is er toch geen onderdaan in zicht. Totaal afwezig in deze tekst is de politieke persoon van vandaag die ongestraft zou mogen communiceren in de wetenschap omgeven te zijn door burgers die communicatie op waarde weten te schatten en daarnaar te handelen.

En dan wat?

Als vrije meningsuiting onontbeerlijk is voor democratisch samenleven kan het geen kwaad het recht daartoe goed op te schrijven in de grondwet. Een unieke kans het huidige grondwetsartikel tegen het licht te houden is het besluit van het Amsterdamse hof tot vervolging van Tweede Kamerlid Geert Wilders. Hier treedt de historische persoon van de hofnar en de politieke persoon van vandaag verenigd in één persoon de arena van de rechtbank binnen. Een arena die volgens Frank Ankersmit (Trouw, 2 januari 2010) dom gekozen is daar het volgens hem het optreden van Wilders een beroep vereist op de politieke filosofie en dan niet in de rechtbank thuishoort maar in de arena van regering en parlement. Daarmee zijn alle ingrediënten voor het doordenken van recht op en noodzaak van vrije meningsuiting aanwezig. Vooral ook omdat de rechterlijke macht in Nederland de grondwet niet als toetsing mag gebruiken zal iets anders blootgelegd worden dan Wilders en het Amsterdamse hof beogen. Veeleer dan strafbaarheid van Wilders zal voor zowel politicus als burger zichtbaar worden dat te lang elkaars persoon wel de hoofdrol speelde maar niet benoemd werd laat staan aangesproken.

Emigrerende burgers en politici

Regering, parlement en burgers hebben vrije meningsuiting nodig om een stabiele samenleving dagelijks vorm te geven. De tijd van koning-hofnar, heer-slaaf, baas-knecht, politicus-kiezer ligt ver achter ons. Al decennia is duidelijk dat er aan het samenleven – soms grote - risico’s kleven die inmiddels gezien en gekend kunnen worden door iedere burger. Je hoeft alleen maar de TV aan te zetten, de deur uit te lopen, om je heen te kijken of in je portemonnee te kijken. Ik heb het niet geweten is dan geen optie meer. Er gaan zaken niet goed, ook in Nederland. Vroeger waren ze algemeen bekend aan de elite, nu zijn ze aan iedereen bekend. Daar is dan het hemd van de burger. Wanhopig verlangt die terug naar de kleren van de keizer. Burgers zijn massaal geëmigreerd uit hun burgerschap met bijbehorende verantwoordelijkheden naar vrijheid, blijheid en hedonisme. Politici, vakbondsbestuurders, notabelen en anderen die daarvoor doorgeleerd hebben regelen de randvoorwaarden wel voor ons. Af en toe een rood potlood hanteren in het stemhokje is voldoende.
Niet dus. De wereld zit iedere burger inmiddels op alle terreinen van samenleven dicht op de huid. Dat was al zo maar nu voel je het direct en vooral in je portemonnee. Dat is schrikken.
Politici zijn net als burgers en emigreerden naar het niemandsland van het weten wat goed is voor de burger. Dat het benodigde hoe van dat weten in vrije communicatie met die burger pas tot stand komt is daar op die lege plek voor hen uit het zicht verdwenen. Na deze uiterst succesvolle emigraties ziet zowel burger als politicus dat ze tot hun verbijstering in dezelfde boot zitten en eigen verantwoordelijkheden niet meer kunnen ontlopen. Burgers dienen als de wiedeweerga mee te doen in de instituties en politici keren terug naar interactie en dialoog met de burger. En dat stempel je af in het parlement.

En hoe nu?

De toestand is hopeloos maar niet zorgelijk. Hopeloos gezien de zorgwekkende verwijten die politici en burgers elkaar maken. Niet zorgelijk daar waar de weg terug naar versteviging van de instituties nodig voor stabiel samenleven nog aanwezig is. Daarbij kan het geen kwaad gewoon om je heen te beginnen. Bijvoorbeeld door elkaar als burger te bevragen naar elkaars opvatting hoe vorm te geven aan eigen verplichting tot burgerschap.