De filosofie voorbij?

Dit betoog bestaat uit drie stappen telkens begrensd door een vraag. De stappen zijn groot en vertegenwoordigen algemene tendensen wat niet wegneemt dat er ruimte is voor bijzondere invulling of nog beter voor een Popperiaanse falsificatie. De stappen geven richting aan het te voeren dispuut onder belezen mensen en veronderstelde ruime basiskennis in de filosofie. Het moge duidelijk zijn dat ik mij met dit onderwerp heb vertild en de kans bestaat dat ik met een geweldige spit huiswaarts keer maar ik vertrouw op de eruditie van de deelnemers aan het dispuut dit niet te laten gebeuren. Over het vraagteken achter de titel heb ik lang nagedacht. Komaan, dacht ik eens; Niet te schijterig; Maak er een uitroepteken van! Dan weer; Laat maar staan, dat roept minder weerstand op. We zullen zien wat wijsheid is.

Een aantal jaren geleden las ik een column in het NRC van Vincent Icke met de titel Empedoklets waarin hij de legitimatie van het bestaan van de filosofie hekelde. De strekking van het verhaal was dat filosofie misschien in vroeger tijden belangrijk was voor de ontwikkeling van wetenschap maar dat ze nu volledig was ingehaald door ontwikkelingen in diezelfde wetenschap, met name wiskunde scheikunde en natuurkunde. Het verhaal kwam er op neer dat de filosofie er beter aan deed zichzelf op te heffen. Ook Maarten 't Hart heeft zich wel eens in dergelijke bewoordingen uitgelaten.

Een tegengesteld geluid maar met dezelfde strekking liet Albert Schweitzer horen in zijn boek Verval en Wederopbouw der Cultuur(1928). Hij blameert de filosofie dat ze in gebreke is gebleven bij de opkomst van de natuurwetenschappen. De filosofie kon de kritiek van het consequente denken niet weerstaan en moest verschillende domeinen prijsgeven. Kant, Fichte en Hegel hebben nog getracht het tij te keren door een diepere kentheorie onder het filosofiegebouw aan te brengen maar het mocht niet baten. Schweitzer schrijft;

" Tenslotte echter kwamen de onderwijl krachtig geworden natuurwetenschappen in opstand en sloegen met plebejische bezieling de prachtgebouwen der phantasie in gruis terwille van de waarheid der werkelijkheid".

In hetzelfde licht kunnen de mislukte pogingen van de Wiener Kreiss worden geschaard. Ook zij trachtten de filosofie een fundament te geven waarmee het op gelijke voet zou staan met de natuurwetenschappelijke ontwikkelingen maar ook deze pogingen faalden jammerlijk. De houding van de Franse filosofen waaronder Henri Bergson inzake de relativiteitstheorie deed Einstein de uitspraak ontlokken;

"The less they know about physics, the more they philosophize" (Einstein lived here, 1994) hetgeen de filosofische situatie van dat moment typeert.

Stap 1: Heeft Schweitzer gelijk als hij zegt dat de filosofie in ontwikkeling is achtergebleven bij de natuurwetenschappen?

Zo raakte de filosofie diverse domeinen kwijt; de taalfilosofie aan de linguïstiek de filosofie van de geest aan de psychologie en de ideeënleer aan de intellectuele geschiedenis. De natuurkundige aspiraties zijn volledig uit zicht verdwenen evenals de scheikundige en wiskundige bemoeiingen. Dijksterhuis heeft dit proces uitvoerig beschreven in zijn boek De Mechanisering van het Wereldbeeld. Was vanaf Thales van Milete de filosofie de drijvende kracht om de verschijnselen te verklaren zonder religie, nu werd deze kracht in de Renaissance steeds meer overgenomen door de natuurwetenschappen en werd de rol van de filosofie hierin steeds kleiner.

Zelfs het bewustzijnsvraagstuk dat bij uitstek werd opgevoerd als een van de kerntaken van de filosofie wordt met resultaat aangepakt door natuurwetenschappelijke vakgebieden. Naar de nieuwste ontwikkelingen lijkt het bewustzijn te kunnen worden verklaard aan de hand van kwantumfysische processen. De filosofie mag commentaar geven maar loopt achteraan in de wetenschappelijk stoet.

En helemaal bont maakt Menno Lievers het in zijn commentaar op het boek van de filosoof Timothy Williamson, The Philosophy of Philosophy. Hij schrijft

'De maand van de filosofie is al weer voorbij maar de problemen blijven. De vraag is of we niet op een lijk dansen. Bestaat de filosofie nog wel?'

De grote filosofische vragen worden door de wetenschap beantwoord of worden als niet ter zake doende aan de kant geschoven volgens Icke. Is dan de geschiedenis van de filosofie nog het enige wat overblijft samen met wellicht de ethische vraagstukken? Of ontbeert de filosofie een filosofie om het filosofische lijk weer nieuw leven in te blazen? Wat zijn eigenlijk de filosofische methodieken die tot vermeerdering van kennis leiden? En voldoen deze methodes nog wel?

De meest gebruikte methode is volgens Williamson de zogenaamde leunstoelmethodiek. Door louter denken worden concepten gevormd die als model kunnen dienen voor de werkelijkheid. Een rationalist zal hiermee iets anders omgaan dan een analyticus want hij gaat uit van concepten terwijl een analyticus de bouwstenen voor zijn denken haalt uit de empirie.

Williamson wil een filosofische methode die kennis oplevert en hij is van mening dat uitsluitend door een logische aanpak kennis in de filosofie vermeerderd kan worden. Hij gebruikt termen bewijsneutraliteit en kennismaximalisatie die zijn streven dichterbij moeten brengen en laat zien dat intuïtie en geloofsmaximalisatie valkuilen kunnen zijn voor het verwerven van kennis.

Maar is er een andere wetenschappelijke discipline die nog steeds zo moet zoeken naar haar wetenschappelijke basis als de filosofie, die collegae ervan moet overtuigen dat bewijsneutraliteit noodzakelijk is voor een juiste kennisvermeerdering?

Stap 2: Heeft Williamson gelijk met zijn bewering dat slechts de formele logica het wetenschappelijk gehalte van de filosofie kan vormgeven?

 

Ook Williamson kwalificeert filosofie als een wetenschap maar is dat juist? In de wetenschap worden theorieën vervangen door betere theorieën maar in de filosofie wordt niets geschrapt. Ook kunnen in het filosofisch domein in tegenstelling tot de wetenschappen antieke filosofen naadloos worden opgevoerd bij het bespreken van een actueel (filosofisch) probleem.

Filosofie was aanvankelijk synoniem met wetenschap en is dit tot de 19e eeuw gebleven. In de negentiende eeuw ontwikkelde de wetenschap zich waardoor de metafysica problematisch werd omdat de wetenschap nu eenmaal betere of meer werkbare antwoorden had op de ontologische vragen dan de filosofie tot dan toe. De termen wijsheid en kennis die voordien in elkaars verlengde lagen werden door deze ontwikkeling meer van elkaar gescheiden.

Wijsheid wordt gebezigd in een ander verband dan waarin kennis wordt gebruikt. De neurochirurg Elkhonon Goldberg onderscheidt in zijn boek De wijsheidsparadox verschillende soorten wijsheid. Deze passen bij ontwikkeling van bepaalde hersengedeelten. Er zijn de wijsheid van de soort, wijsheid van de groep, wijsheid van een individu en de wijsheid van het phylum waarbij de laatste term staat voor genetisch vastgelegde wijsheid om te overleven. Zo bestaat een hiërarchie van wijsheden waarbij ieder type wijsheid ervaring weerspiegelt op enorm uiteenlopende tijdschalen; die van miljoenen jaren voor het phylum, die van duizenden jaren beschaving en die van slechts de leefjaren van het individu. Wijsheid heeft te maken met bekwaamheid, inzicht en met genialiteit maar het valt niet met deze begrippen samen. Je zou kunnen zeggen dat wijsheid de optimale probleemoplossing is terwijl wetenschap de maximale probleemoplossing is.

In de tijd van het ontstaan van filosofie was contact zoeken met hogere gewaande entiteiten gebruikelijk. Deze mens stelde zich van goden afhankelijk waaruit blijkt dat zij goden meer probleemoplossend vermogen dus kennis en wijsheid toeschreven dan tijdgenoten. Tegelijkertijd bestond wel het streven om ook iets van die goddelijke wijsheid te bemachtigen. De metafysica en de mystiek waren de gangbare wijzen om door te dringen tot het wezen der dingen. Deze taak is nu overgenomen door de wetenschap.

Stap 3: Rest de filosofie slechts het beschrijven van qualia?

Literatuur

Williamson Th., The Philosophy of Phylosophy, Blackwell Publishing, Oxford, 2007.

Goldberg E., De Wijsheidsparadox, Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2005

Pais A, Einstein lived here, Clarendon press, Oxford, 1994