Martha Nussbaum: Frontiers of Justice

De verkiezingen naderen, dus is het tijd voor een stukje sociale filosofie…In "Frontiers of justice" (2006) geeft Nussbaum geen stemadvies, maar wel haar visie op een rechtvaardige samenleving. Ze kritiseert de ongelijke verdeling van mogelijkheden voor verschillende wereldburgers. In dit boek maakt zij een interessante koppeling tussen filosofische theorie en politieke praktijk. Ze confronteert Rawls "Theory of justice" en het utilitarisme met de hedendaagse sociale werkelijkheid en probeert van hieruit de theorie te verbeteren.

Martha Nussbaum is geboren in 1947. Ze is filosofe, activiste en feministe. Als filosoof is ze voornamelijk geïnteresseerd in klassieke filosofie, politieke filosofie en ethiek. Ze heeft zich bekeerd tot het Jodendom. Eén van haar bekendste werken is "The fragility of goodness". Dit boek gaat over klassieke ethiek. Vanaf de tachtiger jaren werkt ze nauw samen met de econoom Amartya Sen op het gebied van ontwikkeling en ethiek. Ze ontwikkelden samen de "capabilities approach", een benadering die een alternatief moet bieden voor de eenzijdige interesse in economische groei door de mogelijkheden van mensen als maat te nemen voor het welzijn in een land.

Rechtvaardigheid en het sociaal contract

Sociaal filosofen die op zoek gaan naar een omschrijving van een rechtvaardige samenleving kiezen vaak voor het gedachte-experiment van een sociaal contract. Mensen leven samen in een "State of nature". Deze toestand kan bestaan uit een oorlog van allen tegen allen (Hobbes) of een redelijk leefbare wereld (Locke), maar altijd zijn er tekortkomingen waardoor het voordelig is om bij elkaar te komen en afspraken te maken over de manier waarop men met elkaar wil samenleven. Deze contracttheorieën gaan er van uit dat de mensen die afspraken maken min of meer gelijkwaardig zijn. Een hedendaagse contracttheorie is die van Rawls. Zijn theorie gaat uit van een redelijke mate van gelijkheid tussen de mensen die in een "originele positie" achter een sluier van onwetendheid plaats nemen. Achter deze sluier weten mensen niet wat hun positie zal worden. Ze spreken af hoe de wereld georganiseerd moet gaan worden. Daarbij moeten ze er rekening mee houden dat ze zelf één van de minst bedeelden kunnen worden. Daarom zullen ze volgens Rawls een ordening kiezen waarbij de minst bedeelde er zo goed mogelijk af komt. Dat impliceert niet per se dat er gelijkheid moet zijn. Het is mogelijk dat een maatschappij beter functioneert en meer welvaart produceert als er verschillen zijn tussen de mensen. Volgens Rawls redeneren mensen in deze situatie uit eigenbelang. Hij kiest voor deze veronderstelling om de theorie zo eenvoudig mogelijk te houden. Als hij uit zou gaan van altruïsme, zou dit een sterker postulaat zijn. De theorie zou daarmee kwetsbaarder worden, omdat ze dan gebaseerd zou zijn op meer controversiële aannames. Vanuit eigenbelang en de onzekerheid wat betreft de eigen positie zullen mensen volgens Rawls kiezen voor het "Difference Principle": het principe dat ongelijkheid gerechtvaardigd is als het ten goede komt van de minst bedeelde. Hiermee ontstaat een soort derde weg tussen het socialisme/communisme, met haar nadruk op gelijkheid en het liberalisme dat zich vooral op vrijheid en competitie richt. Rawls theorie verschilt van eerdere social contracttheorieën omdat hij niet uitgaat van "Natuurlijke rechten"en omdat rechtvaardigheid bij hem puur procedureel blijft. De sluier van onwetendheid creëert ook een morele onpartijdigheid die aansluit bij Kants idee dat de mens altijd als doel op zich gezien moet worden.

 

 

 

Tekortkomingen in de sociale contracttheorie van Rawls

Nussbaum schrijft vol waardering over de theorie van Rawls, maar signaleert hierin een aantal tekortkomingen. De theorie is bedoeld om een procedure te ontwikkelen waarmee een rechtvaardige verdeling in de wereld ontwikkeld zou kunnen worden. In de theorie wordt echter volgens Nussbaum geen rekening gehouden met gehandicapten, bewoners van arme landen en dieren. Zij zijn niet betrokken bij de contractbesprekingen. Contracttheorieën gaan er van uit dat mensen een contract willen sluiten met anderen die min of meer dezelfde capaciteiten hebben en in staat zijn tot economische productiviteit. Op die manier kan een contract tot wederzijds voordeel leiden. De drie door haar genoemde buitengesloten groepen verschillen te veel en hebben daarom te weinig te bieden om goed te kunnen onderhandelen. Bovendien zijn ze niet allemaal in staat om hun belangen onder woorden te brengen. Achteraf kan een samenleving wel besluiten om "goed" met deze groepen om te gaan, maar daarmee is hun positie minder sterk. De meeste contracttheorieën gaan er van uit dat degenen die het contract sluiten dezelfden zijn als degenen waarvoor het contract geldt. Rawls maakt wel een onderscheid tussen de partijen in de originele positie en de burgers in de maatschappij die ze ontwikkelen. In de originele positie nemen de partijen echter zichzelf als model voor de burgers en baseren de morele principes daarop. Die kunnen achteraf, in de echte wereld, niet meer fundamenteel veranderd worden.

Voor een deel werkt Rawls er aan om deze problemen in zijn theorie op te lossen, maar volgens Nussbaum valt de uitsluiting van deze groepen slechts gedeeltelijk op te lossen binnen Rawls "Theory of Justice".

Lichamelijk en verstandelijk gehandicapten

Het probleem met gehandicapten, in een contracttheorie, is dat zij minder bij kunnen dragen dan ze kosten. Er is teveel verschil met de andere partijen, zodat het niet voordelig is om ze mee te laten onderhandelen. Bij verstandelijk gehandicapten speelt daarnaast het probleem dat ze niet altijd voldoende rationele vermogens hebben om goed mee te kunnen praten. Daarbij wordt er bij Rawls van uit gegaan dat mensen handelen uit eigenbelang. Nussbaum stelt dat de aanname dat mensen handelen vanuit betrokkenheid bij alle menselijke wezens niet meer controversieel is dan de aanname dat men handelt vanuit eigenbelang. Het is alleen een andere aanname en daarom even acceptabel. Ze stelt voor om er van uit te gaan dat een persoon de state of nature verlaat om dat hij kiest voor gedeelde doelen en een gedeeld leven. De vraag is hierbij ook hoe een rechtvaardige samenleving de mantelzorgers waardeert, die voor gehandicapten zorgen. Liefde en zorg binnen het gezin worden door Rawls gezien als "natuurlijke eigenschappen" die buiten het sociaal contract vallen. Nussbaum wijst het onderscheid publiek-privé echter af en wijst er op dat deze gevoelens sterk gevormd zijn door de sociale omstandigheden.

De eenvoudigste oplossing lijkt om de partijen achter de sluier van onwetendheid niet te informeren over de vraag of ze gehandicapt zullen zijn of niet. Nussbaum geeft drie redenen waarom Rawls hier niet voor gekozen heeft.

  1. Het wordt hiermee gecompliceerd om te bepalen wie de minstbedeelde is. Hierbij gaat Rawls nu uitsluitend uit van inkomen en bezit.
  2. De partijen kennen algemene feiten over de wereld. Bij de inrichting van de openbare ruimte is vaak geen rekening gehouden met gehandicapten.
  3. Handicaps zijn relatief zeldzaam en het zou moeilijk en duur zijn om de wereld daaraan aan te passen.

Nussbaum stelt voor om `de kwaliteit van leven af te meten aan en rechtvaardigheid te baseren op een verdeling van Capabilities in plaats van op een verdeling van primaire goederen (zoals inkomen), waar Rawls op uitkomt. De capabilities benadering gaat er van uit dat de kwaliteit van leven bepaald wordt door de mate waarin mensen kunnen doen wat ze willen doen en kunnen zijn wie ze willen zijn. Daarbij moeten sommige voorwaarden voor capabilities gelijk verdeeld worden, terwijl andere in voldoende mate aanwezig moeten zijn. Hierbij zou een rechtvaardige samenleving iedereen, dus ook gehandicapten zo veel mogelijk capabilities direct moeten geven en waar dit niet mogelijk is via een vorm van voogdij. Voorbeelden van centrale capabilities zijn: Leven (normale levensduur), gezondheid, praktische rede (kritisch kunnen reflecteren op het eigen levensplan), spel (kunnen lachen en spelen).

Het lijkt inderdaad aannemelijk dat de basisaanname dat mensen uit eigenbelang handelen niet meer voor de hand ligt of eenvoudiger is dan de aanname dat mensen primair betrokken zijn op hun sociale omgeving. Misschien is het ook een westerse culturele bias om te denken dat mensen in eerste instantie vooral op zichzelf gericht zijn. De insluiting van gehandicapten in het sociaal contract lijkt de rechtvaardigheid te vergroten, maar de vraag is wel hoeveel de mensen in de onderhandelingssituatie er voor over hebben om de wereld aan te passen aan een relatief kleine en zeer diverse groep. Als we naar de capabilities kijken zal het erg moeilijk en in sommige gevallen onmogelijk zijn om gehandicapten dezelfde kansen te geven.

Mensen in de derde wereld

Wereldwijd gaat er evenveel geld naar de 1% rijkste mensen als naar de 57% armsten. De levensverwachting van een kind in Zweden is 79,9 jaar en van een kind in Sierra Leone 34,5 jaar.Het bruto nationaal inkomen per hoofd van de bevolking is in de USA $34.320 en in Sierra Leone $ 470. De inkomensverschillen wereldwijd blijven groeien. Dit is in strijd met een rechtvaardige verdeling. Rawls komt hier in de problemen omdat hij in zijn theorie uitgaat van partijen binnen een staat. Als we het over mensen in de derde wereld hebben, moeten we daarbij ook iets zeggen over de verhoudingen tussen staten. Dit levert diverse problemen op. Soms is het niet duidelijk wie het volk vertegenwoordigt. Bovendien wordt in de filosofie vaak uitgegaan van natiestaten als gesloten systemen, maar daar is in onze tijd geen sprake van. Door de globalisering is de macht van natiestaten afgenomen. Rawls schrijft over een "Tweede fase" oorspronkelijke positie, waarin vertegenwoordigers van verschillende staten afspreken hoe ze internationale conflicten zullen oplossen. Daarbij verkeren ze weer in onwetendheid over de bijzondere omstandigheden in hun land. Rawls gaat er van uit dat ze zullen kiezen voor de bekende principes van internationaal recht, zoals het recht op zelfverdediging, het recht op zelfbeschikking en non-interventie en de verplichting om zich aan verdragen te houden. Hierbij wordt weer uitgegaan van een zekere mate van gelijkheid, waarbij niet één partij in staat is om de anderen te domineren. Deze aanname van Rawls blijkt problematisch, omdat ze ver afstaat van de realiteit.

Nussbaum pleit ervoor om een strategie te kiezen waarbij alle wereldburgers vanaf het begin worden beschouwd als mensen met een gelijke waardigheid en om specifieke problemen direct aan te pakken.

Omdat Nussbaum ook veel waarde hecht aan diversiteit, zou er geen wereldstaat moeten komen, maar een beperkte globale structuur. Hierbij verwijst ze naar Beitz en Pogge die een wereldwijde sluier van onwetendheid voorstellen, waar een wereldwijde rechtvaardige samenleving wordt ontworpen, in plaats van het twee fasen model van Rawls.

Hoe kunnen we bijdragen aan een waardig bestaan voor iedereen? Een benadering vanuit rechten en plichten heeft hier te weinig te bieden. Het economische en materiële aspect wordt hierbij te veel uit het oog verloren. Vanuit het utilitarisme wordt gekeken naar het totale nut voor een gemeenschap, waarbij de verdeling zeer ongelijk kan zijn. De capabilities approach kan een beter antwoord geven. In deze benadering gaat het om resultaten en niet om procedures. Een land moet hierbij in staat zijn om voor de burgers een bepaald minimum niveau van capabilities te garanderen.

Nussbaum komt tot de volgende principes:

  1. De eerste verantwoordelijkheid voor een goede samenleving ligt bij de staat zelf.
  2. Nationale soevereiniteit moet gerespecteerd worden, maar overtuigingskracht is toegestaan.
  3. Welvarende landen hebben de verantwoordelijkheid om een substantieel deel van hun BNP aan arme landen te geven.
  4. Multinationals hebben verantwoordelijkheid om de menselijke capabilities in het gebied waar zij opereren te bevorderen.
  5. De hoofdstructuur van de wereldwijde economische orde moet eerlijk zijn t.o.v. arme en ontwikkelingslanden.
  6. We moeten een beperkte, gedecentraliseerde en toch krachtige wereldwijde publiek sfeer cultiveren.
  7. Alle instituties en de meeste individuen moeten zich richten op de problemen van de minder bedeelden in ieder gebied.
  8. Zorg voor de zieken, ouderen, kinderen en gehandicapten moet een belangrijk doel zijn in de wereldgemeenschap.
  9. De familie moet behandeld worden als een terrein dat waardevol is, maar niet privé
  10. Alle instituties en individuen hebben de plicht om onderwijs te bevorderen, als sleutel voor de empowerment van minderbedeelden.

Het insluiten van arme landen (en migranten) lijkt een voor de hand liggende bijstelling van Rawls theorie, nu de nationale grenzen steeds minder voorstellen. In het ontwerp van een ideale wereld lijkt dit een helder en rechtvaardig plan. Het probleem zit hier mijns inziens vooral in de praktische uitvoerbaarheid in een wereld waar de verschillende regio’s erg ver van de "min of meer gelijke" uitgangspositie af zitten. Nussbaum vertrouwt op overtuigingskracht, maar de vraag is of dit voldoende is.

Dieren

Het meest omstreden deel van het boek gaat over de insluiting van "nonhuman animals". Nussbaum beschrijft enkele misstanden in de manier waarop mensen met dieren omgaan. Ze stelt dat ook dieren recht hebben op een waardig bestaan. Een belangrijke factor in de manier waarop mensen dieren behandelen, is de Joods-Christelijke godsdienst, die mensen de heerschappij geeft over dieren en planten. In de Grieks-Romeinse filosofie was minder sprake van een kloof tussen mensen en andere soorten. Alleen de Stoïcijnen gingen er van uit dat rede en de capaciteit om morele keuzes te maken, de enig bron van waardigheid zijn. Hierop hebben later filosofen zich gebaseerd. Ook Rawls gaat er van uit dat dieren de noodzakelijke eigenschappen missen om behandeld te worden volgens de principes van rechtvaardigheid. Nussbaum pleit voor soortspecifieke rechten voor dieren, gebaseerd op de capabilities lijst. Daarbij speelt de mate van bewustzijn een grote rol. Zo is het eerder toegestaan om een insect te doden als dat schade toebrengt dan om een zoogdier te doden, zeker als dit op een pijnlijke manier of zonder goed doel gebeurt. De vraag is hierbij wel welke doelen juist zijn en wie dat bepaalt. De capabilities worden bepaald door uit te vinden wat een vertegenwoordiger van de dieren redelijkerwijs zou beslissen.

Het is goed om kritisch na te denken over de manier waarop mensen met andere levende wezens omgaan. Daar kan veel verbeterd worden. De vraag is of de benadering van Nussbaum daarvoor de juiste weg aangeeft. De verschillen tussen mensen en dieren zijn vele malen groter en fundamenteler dan de verschillen tussen gezond en gehandicapt of arm en rijk.

Een probleem is het feit dat de relaties tussen dieren onderling vaak helemaal niet rechtvaardig en vreedzaam zijn. Veel dieren eten andere diersoorten. Hier geeft Nussbaum geen helder antwoord op. In een contracttheorie is een ander probleem dat dieren niet zelf kunnen vertellen hoe de wereld er uit moet zien. Daarvoor moeten mensen als belangenbehartiger optreden. De vraag is dan in hoeverre ze de behoeften van dieren juist interpreteren.

 

Vragen

  1. Zouden de 3 genoemde groepen inderdaad betrokken moeten worden bij onderhandelingen over een sociaal contract? Zou dat leiden tot meer rechtvaardigheid?
  2. Is de kritiek op de basisaannames van Rawls, het min of meer gelijk zijn van de partijen en het uitgaan van eigenbelang als meest eenvoudige principe, terecht?
  3. Is de capabilities approach adequaat om de tekortkomingen van Rawls op te heffen? De benadering leidt tot nieuwe problemen: hoe kunnen alle capabilities voor alle mensen gerealiseerd worden? Hoe ver gaat een samenleving om gehandicapten gelijke mogelijkheden te geven?
  4. Het gedachte-experiment van een sluier van onwetendheid is erg interessant, maar als dit ons helpt om een ideale samenleving uit te denken, hoe krijg je dan bestaande staten zover dat ze tot herverdeling overgaan? Voor rijke landen zal dit niet voordelig zijn. In hoeverre is het dan zinvol om een ideale toestand te bedenken als deze zo ver van de realiteit af staat?

Jacquelien Rothfusz